Het zesentwintigste deurtje
De sneeuw valt in dikke vlokken langs het raam van de blokhut. Xandy kan er uren naar kijken. Ze vouwt haar handen om een kop hete thee. Haar achterkant wordt verwarmd door het knappende haardvuur dat Frank heeft aangestoken. Tenminste, daar gaat Xandy vanuit. Frank lag niet naast haar toen ze wakker werd. Xandy zucht. Ze heeft trek en wil eigenlijk wel gaan ontbijten.
Dan maar zonder Frank. Ze draait zich om terwijl ze probeert om niet naar de schouw te kijken. Boven op de schouw staat namelijk die verdomde kalender met die rare plaatjes. Toen zij en Frank op 23 december aankwamen stond de adventskalender al op de schouw. De eerste drie√´ntwintig deurtjes waren al geopend. Frank had geprobeerd om het houten ding van de schouw te halen en uit het zicht te zetten, maar hij zat vast aan de muur. “Het is maar een lang weekend, lief,” had Frank tegen haar gezegd.
Xandy rilt ondanks de warmte van het vuur, slaat haar ogen neer en loopt naar het kleine keukentje tegenover de open haard. Ze pakt een bakje yoghurt met fruit, maakt een nieuwe kop thee en gaat aan het kleine tafeltje zitten dat dienst doet als eettafel. Waar is Frank? Plotseling klinkt er een zacht gekraak, alsof er een deur opengaat. Xandy kijkt op om te zien waar het geluid vandaan komt. Komt Frank binnen? Maar nee, de deur van de blokhut was goed geolied. Die kraakte niet toen ze binnenkwamen gisteren. Onwillekeurig kijkt Xandy naar de kalender. Het lijkt wel of ze gedwongen wordt. Alsof het automatisch gebeurt, gaan haar ogen naar deurtje vierentwintig. Xandy’s adem stokt in haar keel: het deurtje staat open!
Even weet ze niet wat ze moet doen. De lepel met yoghurt en een stukje aardbei is halverwege haar mond blijven steken. “Frank, waar ben je nou?” denkt ze. Dan klettert de lepel uit haar hand, de yoghurt spettert op het tafelkleed en op Xandy’s trui, maar ze merkt het niet. Uit het deurtje komt plotseling een hand. Ze herkent die hand, of eigenlijk eerder de ring die om de ringvinger zit. Franks trouwring! De ring die ze twee maanden geleden om zijn vinger heeft geschoven! Als in een trance staat ze op, loopt naar de kalender en kijkt naar die hand. Ze strekt haar arm uit om Franks hand te pakken en hem uit het deurtje te trekken. Even dringt het absurde idee tot haar door en moet ze lachen. Frank is 1 meter 87 lang en zijn lijf past niet in dat deurtje. Hoe kan iemand nu in de adventskalender zitten? En toch komt zijn hand uit het deurtje…
Hun vingers raken elkaar bijna en stopt Xandy. Moet ze dit wil doen? Dan grijpt zijn hand de hare en trekt haar door het deurtje naar binnen, naar… Ja naar waar eigenlijk?
De binnenwereld
Xandy moet even bijkomen. Wat de…? Ze zit op de grond. De grond is zacht. Ze voelt met haar handen naast haar heupen. Ze voelt warmte, niet alleen onder haar vingers, maar ook op haar ovale gezicht en iets springerigs, iets korts, sprieterigs… Gras! Ze zit op gras! En het is warm. Helemaal geen winter hier. “Maar waarom is het zo donker?” vroeg ze zich af. Dan doet ze haar bruine ogen open en kijkt om zich heen. Het is zomer. De bomenrij tegenover haar is groen en de bosjes staan vol in bloei. Een grote kleurenpracht schittert haar tegemoet. De zon maakt dat ze haar trui uittrekt en om haar middel knoopt. Het simpele witte t-shirt dat ze draagt, is goed genoeg.
Xandy kan hier niet blijven zitten. Ze moet op zoek naar Frank! Ze kijkt om zich heen om zich te ori√´nteren op haar omgeving. Bos aan de overkant, de blokhut achter haar, links de weg naar de stad die vijftig kilometer verderop ligt en rechts de weg naar de beheerder van de blokhut, ook zo’n 25 kilometer verderop. Er zat niets anders op: of naar het bos of terug de blokhut in.
Frank houdt niet van bos. Het was haar idee geweest om hier naar toe te gaan met de Kerst. De keuze is duidelijk: terug naar de blokhut. Xandy staat op en loopt naar de blokhut. De deur staat open. “Goeie gok,” denkt Xandy. “Laat ik eerst even door het raam kijken of er niemand is. In horrorfilms loopt de hoofdpersoon ook altijd zonder even te checken een donkere kamer of een huis binnen en dat loopt nooit goed af.” De ironie van de gedachte treft haar. Een grimas maakt haar dunne lippen nog dunner.
Ze zet haar handen tegen het raam en tuurt naar binnen. Daar staan twee mensen. Een vrouw met blonde krullen en een man die ze herkent aan zijn postuur. Frank! Maar het is een Frank die een stuk jonger is. En wie is die blonde vrouw? Is ze naar het verleden teruggebracht? Zachtjes loopt ze weg bij het raam en terug naar de deur, die nu openstaat. Die was toch eerst niet open? Heel voorzichtig duwt Xandy de deur open en sluipt naar binnen. In de woonkamer discussiëren de vrouw en Frank met elkaar.
“Dat houten ding moet weg, Frank,” zegt de vrouw.
“Ik heb het geprobeerd, Marina, maar het zit vast. Het is maar voor een lang weekend lief,” zegt Frank. De woorden zijn een klap in Xandy’s gezicht. Dat zei hij ook tegen haar! Xandy luistert nu nog intenser.
“Ik krijg de rillingen van dat ding en het is niet eens kerst. Dat duurt nog drie maanden!” zegt Marina. “En hoe komt het dat er al vierentwintig deurtjes open zijn?” Ze duwt tegen een deurtje, maar het wil niet dicht.
Frank zucht, laat zijn schouders hangen, draait zich om en loopt weg.
Marina blijft staan en slaat haar armen om zich heen. Dan klinkt er een gekraak. Deurtje nummer vijfentwintig gaat open. En uit het deurtje komt een ijselijk gegil. Xandy rilt. Xandy ziet dat Marina naar het deurtje kijkt. Houterig, stap voor stap, alsof ze vecht om te blijven staan of de andere kant op te gaan, beweegt Marina zich richting de kalender. Het gegil wordt hoger en gaat over in een kakelende lach. Marina staat nu vlak voor de kalender. Er zoeft iets en dan rolt Marina’s hoofd over de grond. De ogen open met tranen van bloed over de wangen. De ogen staren naar Xandy. Xandy doet een stap achteruit en loopt tegen iets massiefs aan.
“Goed dat je er bent,” zegt Frank achter haar, “Ik wist dat je zou komen. Niemand kan de adventskalender weerstaan.” Xandy snapt er niets van. Dit is toch het verleden? Hoe kan Frank dan weten dat ze zou komen. Drie maanden geleden kenden ze elkaar nog niet eens. Hij wilde snel trouwen, dus na een maand, ondanks de tegenwerpingen van haar ouders, waren ze getrouwd. Haar ouders, had ze maar geluisterd naar ze.
“Frank, wat…” begon Xandy, maar ze kan haar zin niet afmaken. Ze weet niet eens wat ze wil vragen. Frank legt zijn vinger op haar lippen. Het eens zo vertrouwde gebaar maakt haar nu bang. Wat is hij van plan? Frank pakt het hoofd van Marina op en neemt Xandy en het hoofd mee naar de zolder. “Kijk,” zegt hij, “Mijn verzameling.” Hij zet Marina’s hoofd bij de rij hoofden van andere vrouwen. Xandy telt er minstens tien.
“Waarom? En gaat mijn hoofd er ook af als ik straks terugben in de winterblokhut?”
“O, jij denkt dat je terug kunt? Die had ik nog niet meegemaakt.” Frank lacht. Een gemene lach die ze nog nooit van hem heeft gehoord. Die lach geeft Xandy vleugels. Ze vliegt naar beneden, terug naar de adventskalender. “Waar zit dat deurtje?” zegt ze. De tranen staan in haar ogen. Dan ziet ze het kleine nummertje helemaal in het midden van de kalender. Nummer zesentwintig! Ze rukt het zesentwintigste deurtje open. Het is het allerkleinste deurtje op de kalender. Er gebeurt niets. Ze hoort Frank de trap afstormen. Xandy wordt bang. Ze weet niet hoe ze terug moet komen. “Help me dan toch! Ik wil naar huis!” roept Xandy terwijl de tranen sporen trekken over haar wangen. Een traan valt op de kalender. Dan verschijnt er een grote draaikolk, die zuigt haar op en brengt haar terug naar de blokhut in het heden. Xandy landt hard op haar billen in de blokhut, waar de sneeuw nog steeds om de hut heen dwarrelt. Achter haar vliegt de adventskalender in brand.
Xandy staat op, wrijft over haar pijnlijke billen en pakt zo snel als ze kan haar spullen bij elkaar. Ze doet haar trouwring af en gooit hem in de open haard: die wil ze nooit meer zien. Het haardvuur laait op en de schouw vat vlam. Het zal niet lang meer duren voor de hele blokhut in brand staat. Het kan Xandy niet schelen. Ze wil naar huis, naar haar bed. De sneeuwscooter waar ze samen mee naar de blokhut kwamen, stond nog in de schuur. Ze start de scooter en rijdt naar de stad. Ze kijkt niet eens om als ze een harde schreeuw hoort als de blokhut instort. “Dag Frank,” denkt ze. “Ik ben vrij.”
Meer weten of vragen?
Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!
Pakkend geschreven 🙂