Dichtbundel Thomas Möhlmann – Waar we wonen
Van de achterflap:
In zijn derde dichtbundel herneemt Thomas Möhlmann het perspectief van zijn eerdere bundels, door dit maal de ruimte die wij innemen te verbeelden. Möhlmann laat de lezer verdwalen in taal en betekenis, een kunst die velen roemen in zijn poëzie. Naadloos laat hij gedichten en thema’s elkaar opvolgen, om zijn rode draad soms weer net zo gemakkelijk te doorbreken. Een bijna lyrische liefde voor een herkenbare jij-figuur overkoepelt het geheel en keert steeds weer terug.
‘Waar we wonen’ biedt klinkende gedichten zonder opsmuk, voor iedereen verstaanbaar en toch uitdagend en verraderlijk op elke pagina.
Zijn er dichtbundels die zich moeiteloos laten lezen? Of is er altijd wel een addertje onder het gras die de nietsvermoedende lezer op het verkeerde been zet? Ik denk dat dichtbundels zich er niet voor lenen om in een ruk uitgelezen te worden. Een gedicht moet je lezen, herlezen en daarna nog een uurtje op kauwen. Dat heb ik bij deze dichtbundel niet gedaan.
Ik heb de dichtbundel bijna in een keer gelezen. Door dit boek in een keer te lezen, zag ik veel herhaling in de gedichten terugkomen. Soms waren zinnen uit het ene gedicht verheven tot titel van het volgende gedicht. Soms was er een citaat uit een gedicht en waren daar aparte gedichten van gemaakt. Bijvoorbeeld bij het citaat van Piet Gerbrandy op bladzijde 60:
Hoe raak je ooit verlost van wat je hult bedt vormt
Hoe zonder stikken
Möhlmann komt hier in een minicyclus van vier gedichten op terug.
Dat brengt mij bij de indeling van deze dichtbundel
De bundel is opgedeeld in vijf delen met ieder een eigen titel en een eigen thema. In ieder deel worden verschillende beelden gebruikt. Een beeld dat in ieder deel terugkomt is het opstijgen en landen van vliegtuigen en de bast van een boom die symbool staat voor de huid van mensen. Andere beelden die terugkomen, zijn sneeuw, hout en zout.
In deel één start de bundel met een minicyclus van vier gedichten over afspraken. Het eerste gedicht is een mooi taalspel over afspraken die we gemaakt hebben over het benoemen van zaken. Taal is namelijk uiteindelijk een afspraak tussen mensen, omdat we anders niet weten waar we het over hebben. De belangrijkste afspraak die hier genoemd wordt:
dat alles wat ik voor je voel dankzij jou
en dankzij de afspraken bestaat, dat
kon ik je zeggen maar niet tot wanneer.
Een mooi beeld dat ik tegenkwam staat op bladzijde 24 in het tweede deel. Dit deel heeft wat mij betreft het thema vertrek:
[…]
er gaan koffers onbewogen rond op de band
een voor een worden ze als kinderen
op het schoolplein herkend en opgetild
landen ze op hun wieltjes op de grond.
Het mooiste gedicht staat ook in deel twee op bladzijde 31. Het heet Haven. Het gaat over een man die zijn geliefde heeft zien vertrekken en nu, starend naar de lucht, een sigaret staat te roken. Hij denkt dat hij in een stip het vliegtuig van zijn lief herkent.
Het derde deel vond ik het lastigste te duiden. De zinnen waren lang, liepen voor mijn gevoel niet erg lekker door en ik moest ze soms een paar keer herlezen om te begrijpen. De andere delen waren makkelijker te lezen en te begrijpen.
Möhlmann is in sommige gedichten een echte virtuoos.
Een taalkunstenaar weet ik altijd te waarderen. Maar enkele gedichten zijn aan mij toch niet besteed. Ik laat deze bundel met gemengde gevoelens in mijn kast verdwijnen. Ik denk dat ik hem niet meer herlees.
Dit is mijn tweede boekrecensie in het kader van Een perfecte dag voor literatuur, georganiseerd door Cathelijne Esser van Not just any book. Ik heb dit boek gratis gekregen, maar dat heeft in geen enkel opzicht mijn mening over het boek beïnvloed.
Hier kun je meer recensies over dit boek lezen. Volgende week volgt een recensie over De gestolen kinderen van Gerardo Soto y Koelemeijer.
Meer weten of vragen?
Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!
Hm je maakt me benieuwd naar de overige recensies.
Volgens mij ben ik de enige die niet lyrisch was over deze bundel. Ik houd gewoon meer van de oudere poëzie…