Een van de leukste manieren om je teksten te verbeteren is het gebruik van beeldspraak. Bij beeldspraak gebruik je een beeld in plaats van het normale voorwerp. Over een lange man kun je dan zeggen: “Wat een reus!” Natuurlijk is dit een cliché en is het beter om een origineler beeld te verzinnen. Clichés hebben namelijk een hoop aan zeggingskracht verloren. Er bestaan verschillende soorten beeldspraak: metaforen en metonyniemen (metonymia) zijn daarvan de bekendste.
Beeldspraak door metaforen
Een beeldspraak is pas goed als deze op een overeenkomst is gebaseerd. Dat gebeurt vaak met een als-vergelijking:
Hij is zo rond als een ton
Zij is zo glad als een aal
Je ziet dat hier een persoon wordt vergeleken met een ton en een aal. De eigenschappen van deze twee beelden komen kennelijk overeen met de personen: de ‘hij’ is heel erg dik, rond als een ton en de ‘zij’ is waarschijnlijk heel ongrijpbaar. Een aal met blote handen vangen lijkt me geen sinecure.
De beeldspraak kan ook zonder als-vergelijking gemaakt worden. Vaak is het beeld dan nog sterker omdat het direct het verbeelde oproept:
Wat een wervelwind! (Iemand die heel druk is)
Dat is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken (Gezegd van een meisje dat nogal gemeen kan zijn)
Heel vaak zie je dat spreekwoorden metaforen zijn. Die beelden zijn ooit heel sterk geweest en daarom door de eeuwen heen bewaard gebleven. Denk bijvoorbeeld aan:
Hoge bomen vangen veel wind
Hij is zijn gewicht in goud waard
Een andere vorm van beeldspraak is het gebruik van metonymia
Daar hebben we vijf verschillende soorten van.
De eerste is de bekendste vorm: het deel voor het geheel. De Latijnse naam is pars pro toto. Een heel bekend voorbeeld hierbij is: ‘Even de neuzen tellen’. Cliché! Je gebruikt hier de neus voor het geheel van een lichaam. Hoeveel mensen zijn er aanwezig?
De tweede die ook heel bekend is, is totum pro parte, geheel voor een deel. Je bedoelt slechts een deeltje maar je noemt het geheel: ‘Nederland heeft gewonnen’. Je bedoelt natuurlijk het elftal, of de hockeygroep of een ander nationaal sportteam.
De zon gaat zinloos onder, morgen moet ze toch weer op – Herman Finkers
De volgende drie zijn wat minder bekend.
Je noemt bijvoorbeeld de maker in plaats van het gemaakte: ‘Heb jij de nieuwe Afrojack al?’ Wat je bedoelt, is de cd, maar je noemt de maker van de cd. Het bekendere voorbeeld is: ‘Dat is een echte Van Gogh.’ Maar ja, die clichés hè. Heel vervelend en ze verzwakken je verhaal.
Als vierde mogelijkheid kun je in plaats van wat erin zit, het omhulsel noemen: ‘Wil je nog een glaasje?’ Degene die hier ‘ja’ op antwoordt, weet dat het om de inhoud gaat en niet om nog een glas zonder inhoud.
De vijfde mogelijkheid noemt waarvan het voorwerp gemaakt is, in plaats van het voorwerp zelf: ‘Het leer raakte de lat’. Uiteraard schiet Ajax hier de leren voetbal op de lat van het doel van Feyenoord. Het leer wordt genoemd in plaats van de voetbal zelf.
Clichés dus
Ik heb het tussendoor ook even gehad over clichés. Clichés zijn dus beelden die zo vaak gebruikt worden, dat ze eigenlijk niets meer zeggen. Die versleten uitdrukkingen kun je beter vermijden. Voorbeeldjes? Oké:
Niets is zo veranderlijk als het weer
Schitteren door afwezigheid
Voor niets gaat de zon op
Het is beter om er andere uitdrukkingen voor te verzinnen. Maar dat is erg lastig.
🙂
Zeg, deze serie vind ik erg leuk. Lees ‘t graag!
Dank je wel. Er volgen er meer. Er zijn zoveel stijlfiguren 😀