Stijlkwesties: verwarrende woordparen, het zijn er vele(n)
Vandaag behandel ik de laatste lastige stijlkwesties op woordniveau. Dat gaat om lastige woordparen en het gebruik van de slot-n bij woorden als alle(n), vele(n), sommige(n), andere(n). Vanaf volgende week zullen de stijlkwesties op zinsniveau aan bod komen. Inmiddels heb ik de volgende onderdelen van stijlkwesties op woordniveau behandeld:
- Wat zijn stijlkwesties?
- Contaminaties, voorzetsels, woorden met een betekenis die niet bedoeld wordt en inconsequent gebruik van werkwoordstijden
- Incongruentie, vaagtaal en inconsequent taalgebruik
- Verkeerde verwijswoorden
- Archaïsmes en barbarismes
De slot-n bij zelfstandig gebruikte onbepaalde voornaamwoorden
Hiermee bedoel ik woorden als sommige(n), vele(n), andere(n), meeste(n). Er staat hier geen zelfstandig naamwoord achter, daar komt de term “zelfstandig gebruikt” vandaan. Maar wanneer gebruik je hier nu wel de slot-n en wanneer niet? De regel is als volgt:
Als het woord verwijst naar een persoon, dan volgt er een slot-n.
Enkele voorbeelden:
- Waar is iedereen? De meesten zijn nog onderweg.
- Hoe laat zijn de mensen er? De meeste mensen zijn er rond acht uur.
- Waar zijn de slingers? Sommige liggen in de doos in de kelder.
- Sommige vogels zijn tuinvogels. Andere zijn te vinden op het platteland of in het bos.
In zin 1 wordt verwezen naar mensen. Over het algemeen zijn mensen personen, dus volgt er een slot-n bij het woord meeste. In zin 2 wordt ook verwezen naar mensen, maar in het tweede zinnetje staat het woord mensen achter meeste, daar volgt dus geen slot-n.
In zin drie wordt verwezen naar slingers. Geen personen, dus ook geen slot-n. Het zelfde geldt voor de vogels. Ook daarom volgt geen slot-n.
Het Nederlands kent veel verwarrende woordparen
Deze lastige woordparen leveren veel verwarring op als het gaat om hun gebruik. Want wanneer gebruik je ook al weer hen en wanneer hun? En hoe zit het met dan en als en het woordpaar schijnbaar en blijkbaar?
Hij is groter dan/als ik
Bij de trappen van vergelijking (groot – groter – grootst) en dan met name bij de vergrotende trap (groter) gebruik je het woord dan. De juiste zin is dus:
Hij is groter dan ik.
Let op: als hij net zo lang is, dan zeg je: Hij is even groot als ik.
Overigens zeg je niet dan mij. Je kunt jezelf hier helpen door achter het woordje mij te denken ben:
- Hij is even groot als ik/mij ben
- Hij is groter dan ik/mij ben
De meest logische zin is dan te vormen met het woordje ik. Vandaar dat je het woord ik gebruikt bij de vergelijkende en vergrotende trap.
Ik geef hun/hen iets
De juiste versie van deze zin is: Ik geef hun iets. Dat komt omdat het gaat om een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel. Je gebruikt het woordje hen als het een meewerkend voorwerp is met een voorzetsel: Ik geef iets aan hen.
Waar zijn Piet en Els? Ik bel hun/hen. Hier is hen goed, omdat het om een lijdend voorwerp gaat. Daar gebruik je namelijk ook hen. Het klinkt wel wat deftig moet ik zeggen, maar grammaticaal is dit de juiste versie. *snel haar taalgebruik aanpassen gaat*
[Wellicht ten overvloede: hun is nooit maar dan ook echt nooit het onderwerp van de zin: Hun bellen de ouders. Verschrikkelijk! Maar ja, taalverandering hè. Daar kan ik als ouwe neerlandica weinig aan doen, anders dan continu verbeteren als ik het hoor en vervolgens voor taalpurist versleten worden. Maar goed, dat even terzijde.]
Zij geeft een les met behulp van / met de hulp van een les-assistent
De juiste versie is met de hulp van. Dat komt omdat deze woordcombinatie bij mensen hoort. Met behulp van gebruiken we alleen bij zaken. Vergelijk:
- De kinderen steken over met de hulp van hun ouders.
- De kinderen steken over met behulp van een stopverkeerslicht.
Het succes is te wijten aan/ te danken aan de gemeente
We steken positief in deze vooravond van de verkiezingen. Het succes is vooral te danken aan de gemeente. Hoewel het natuurlijk maar net is hoe je er zelf in staat. De PVV lijkt heel groot te worden in Den Haag. Is dat nu te wijten aan of te danken aan de leider van deze partij? Bij wijten aan geef je iemand de schuld; bij danken aan juist niet. Het is maar net hoe je politieke hoedje waait.
Hij is schijnbaar/blijkbaar ziek geweest
Je gebruikt schijnbaar als je het niet zeker weet. Ben je nu bij de hij uit het zinnetje op bezoek geweest en zag je dat hij koorts had en de boel onderspuugde, dan gebruik je blijkbaar. Overigens vind ik dat beide woorden een nogal negatieve uitstraling hebben: het klinkt mij in de oren alsof je niet gelooft dat iemand ziek is.
Je mag naar buiten, mits/tenzij je je huiswerk af hebt
Tenzij betekent ‘behalve als’; mits betekent ‘op voorwaarde dat’. In bovenstaande zin zul je mits moeten gebruiken. Wil je toch tenzij gebruiken, dan zul je de zin een beetje moeten veranderen door het woordje niet toe te voegen: Je mag naar buiten, tenzij je je huiswerk niet af hebt.
Ik heb/ben mijn boeken vergeten
Tja, betekent hetzelfde toch? Helaas, nee. Er is een subtiel verschil. Vergeten zijn betekent dat je iets niet meer weet; vergeten hebben betekent dat je iets niet hebt gedaan. Meestal gaat het wel goed, maar het is toch goed om dit te weten. Bovenstaande zin moet dus zijn: Ik heb mijn boeken vergeten. Als je de schrijver van een boek niet meer weet, dan gebruik je Ik ben vergeten hoe die schrijver heet.
Bij twijfel/weifel is het antwoord nee
Twijfelen betekent dat je onzeker bent over iets. Weifelen betekent dat je niet goed weet wat je moet doen, je aarzelt. De zin hierboven is dus goed als je het woord twijfel gebruikt. Nog een voorbeeld:
- Ik twijfel aan de goede bedoelingen van deze voorkomende jongeman.
- Ik weifel of ik een rok of een broek ga kopen.
Bij deze verwarrende woordparen kun je in ieder geval niet meer in de war raken. Print het uit, plak het op je muur of bureau en dan zul je altijd de juiste vorm kiezen.
Vanaf volgende week de stijlkwesties op zinsniveau.
Meer weten of vragen?
Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks