Harder en harder slaat de moordenaar op de schedel van zijn slachtoffer in. Stukjes bot en bloed vliegen rond in de hotelkamer waar het aan de muur blijft kleven. Het slachtoffer gilt nog een laatste keer en sluit dan de ogen definitief. Een laatste rilling trekt door het slappe lichaam, een laatste ademtocht, een laatste zucht. De hand die afwerend in de hoogte is gestoken en nu levenloos neervalt, is het laatste dat beweegt. En dan is het over. De moordenaar zet de golfclub in de hoek van de kamer en vertrekt geruisloos door de deur.
De vakantie begon mooi en zonnig voor Marita Dingemans. Het vliegtuig was op tijd, de taxi had airconditioning en de portier voor het hotel had haar tassen uit de kofferbak gehaald. De receptionist van Hotel Belview had haar hartelijk ontvangen en haar koffers op een wagentje gezet en naar de lift gebracht. Bij haar kamer aangekomen, stak Marita de digitale sleutel in het slot en opende haar deur. Ze rolde het wagentje naar binnen, nam een aanloop en plofte op het bed. “Hèhè,” puft Marita, “eindelijk vakantie.” Zo blijft ze nog een kwartier liggen rusten. Daarna staat ze op, trekt een luchtig zomerjurkje aan met sandalen, werkt haar make-up bij en gaat naar de hotelbar. Daar gaat ze op een barkruk zitten, achter een glas gekoelde rosé.
“Mag ik naast u komen zitten?” vraagt ineens een man aan Marita. Ze kijkt om in de mooiste ogen die ze ooit gezien heeft en met lichte ademnood antwoordt Marita bevestigend. De man gaat naast haar zitten op de kruk en stelt zich voor als John Wittenstern. Ze praten de hele nacht, tot een slaperige barkeeper beleefd vraagt of hij de bar mag sluiten. Die nacht slapen ze op zijn hotelkamer en beleven een nacht vol passie met meerdere hoogtepunten. Uitgeput vallen ze in elkaars armen in slaap.
Vanaf dat moment zijn John en Marita onafscheidelijk. Ze wandelen hand in hand over het eiland in de Middellandse Zee, maken fietstochten door de bosrijke omgeving, dineren bij kaarslicht en staren diep in elkaars ogen terwijl de zon als een rode lampion in de zee zakt. Ook de nachten brengen John en Marita bij elkaar door.
Op een avond, drie weken na hun eerste ontmoeting, zijn John en Marita aan het eten bij een restaurantje dat ze in de eerste week van hun vakantie al ontdekten. Op het moment dat de zon weer gloedvol in de zee zakt, pakt John een doosje uit zijn broekzak en zet het voor Marita op tafel. “Maak maar open”, zegt hij met een lichte trilling in zijn stem. Gespannen kijkt Marita hem aan. De man zit vol verrassingen, wat heeft hij nu weer verzonnen, denkt ze bij zichzelf. Ze pakt het zwartfluwelen doosje en opent het. Even stokt haar adem. Op dat moment vraagt John: “Lieve Marita, wil je met me trouwen?” Marita kijkt hem aan, kijkt naar de gouden ring met de prachtige diamant en kijkt weer in zijn prachtige donkere ogen, die nog altijd op een antwoord wachten. “Ja,” fluistert ze, “ja dat wil ik wel.”
Het kamermeisje komt ‘s ochtends de hotelkamer binnen. Ze maakt de entree schoon en wil doorlopen om het bed op te maken. Dan glipt haar voet weg. Het meisje kijkt waar ze over uitglijdt en ziet een stukje wittige substantie. Ze pakt het op en gooit het in haar vuilniszak. Dan loopt ze door en kijkt om de hoek naar het bed. De normaal witte lakens zien diepdonkerrood. De geel geverfde muren laten nu een roodgeel spetterpatroon zien. Achter het bed, waar het meisje langzaam naar toe schuifelt, ligt een bebloed en verminkt lichaam. Het meisje begint te gillen en rent de kamer uit naar de receptie. “Dood, kamer 14,” is het enige dat het meisje nog uit kan brengen voor ze flauwvalt.
De politie wordt gebeld en met loeiende sirenes komen drie auto’s naar het hotel. Het wordt volledig afgesloten, de gasten worden elders ondergebracht. De recherche begint zijn onderzoek. Eerst gaan ze naar kamer 14 om de plaats delict in ogenschouw te nemen. Rechercheur Arturos Nikos, een geharde man die al flink wat heeft gezien, moet even slikken van de bruutheid van de moord. “Dit is geen moord,” denkt hij bij zichzelf, “dit is een afslachting. Hier heeft iemand op gruwelijke wijze wraak genomen.”
Na het huwelijksaanzoek zijn Marita en John onafscheidelijker dan ooit. Maar er verandert iets: John is stiller, zit vaker aan de telefoon en hangt op als Marita binnenkomt. Als ze ernaar vraagt, dan krijgt ze ontwijkend antwoord. Het zint haar niet en Marita gaat op onderzoek uit. Ze googelt John en vindt vreemde verhalen over hoe hij meisjes twintig jaar geleden in de prostitutie dwong. Daarvoor heeft hij vijf jaar in de gevangenis gezeten volgens de Google nieuwsberichten. Marita vindt foto’s van hem in kostuum en een vrouw in een trouwjurk. Er staat een naam bij de vrouw en Marita besluit haar naam te zoeken. Dan vindt ze berichten over de vrouw bij de overlijdensadvertentie en een nieuwsartikel over haar mysterieuze dood. Omdat er geen foto van de vrouw bijstaat, besluit Marita het bericht te negeren. Wellicht was het iemand met dezelfde naam? Ze besluit om er niets over te zeggen tegen John, maar in haar nachtmerries ziet ze de dode vrouw in een bebloede trouwjurk voorbijkomen.
John merkt dat zijn Marita ook stiller wordt en slechter slaapt, maar hij vraagt er niet naar. Bovendien wordt zijn aandacht opgeëist door problemen in Nederland. De telefoontjes van zijn broer verontrusten hem, maar hij voelt dat hij er niet over kan praten met Marita. Zijn tweelingbroer zit, zoals gewoonlijk, weer eens in de problemen. Jaren geleden heeft John een straf voor hem uitgezeten, maar nu hij Marita heeft, kan hij dat niet meer.
De rechercheur onderzoekt de sporen in de kamer. In zijn hoofd zorgt hij voor de benodigde afstand tot de gruwelijke scene. Als hij tot zich door laat dringen wat er gebeurd zou zijn, dan kan hij zijn werk niet meer doen. Alle sporen worden door hem gevonden: de slecht verstopte golfclub in de hoek van de kamer, alle stukjes schedel, inclusief het stukje dat door het kamermeisje was weggegooid. Nikos bekijkt de scene nog eens goed en laat dan de mensen van het mortuarium hun werk doen. De zwarte bodybag wordt om het lichaam geritst, voorzichtig opgetild en afgevoerd voor autopsie.
Uit het autopsierapport blijkt dat het slachtoffer meerdere slagen op het hoofd en het lichaam heeft gekregen. De dader moet rechtshandig zijn geweest en met flinke kracht geslagen hebben om de schedel in zoveel stukjes uitelkaar te hebben gekregen. Na het lezen van het rapport besluit rechercheur Nikos de betrokkenen te ondervragen.
Op een avond, zes weken na hun eerste ontmoeting en drie weken na het aanzoek, barst de bom. Marita kan de informatie die ze gevonden heeft op internet niet meer voor zich houden. “John,” zegt ze, “van wie zijn die telefoontjes die je krijgt?” Verschrikt kijkt John op. “Van niemand,” zegt hij. Marita’s ogen spuwen nu al vuur.
“John, lieg niet tegen me. Ik wil het nu weten,” zegt ze. Dan gaat de telefoon. John neemt op. Marita stampvoet en rent de deur uit. Een uur later loopt John naar de kamer van Marita. Kamer 14.
Nikos gaat eerst naar het kamermeisje dat het lijk vond. Hij stelt haar op haar gemak en probeert informatie uit haar te krijgen. Hij vraagt haar naar haar dagelijkse activiteiten en of ze iets bijzonders heeft gemerkt. Het meisje antwoordt ontkennend.
Daarna gaat Nikos naar de receptionist. Hij vraagt wie er ingecheckt was in kamer 14. De receptionist antwoordt dat Marita Dingemans de kamer had.
Marita is woedend, toch doet zij de deur open. John komt binnen en probeert uit te leggen wie er aan de telefoon was, maar zij barst los. Ze schreeuwt over de Googlezoektocht die zij heeft uitgevoerd en hoe kan hij, jonge meisjes in de prostitutie werken. Wat dacht hij wel niet, toen hij trouwde en daarna zijn vrouw vermoordde. Wat ze eigenlijk al wist, maar niet wilde weten, wordt nu in haar woede-uitbarsting naar Johns hoofd geslingerd. John zit er steeds verslagener bij. Als Marita even ademhaalt tussen haar verwijten door, gaat hij staan en zegt dat dat zijn tweelingbroer Josef was. Josef was zwakbegaafd en wist niet beter. Hij liet zich met de verkeerde mensen in en kwam zo in het circuit terecht. Omdat John zeker wist dat Josef het niet zou overleven in de gevangenis, nam hij de schuld op zich. Hij kwam na goed gedrag vrij.
Marita’s woede koelt een beetje af. Maar haar ogen vonken nog na. Ze is nog niet tevreden. “Hoe zit dat dan met die trouwfoto van je?” briest ze. John legt uit dat ook dat niet hij, maar Josef is. Marita kijkt nog een beetje ongelovig, maar laat zich uiteindelijk vermurwen. Ze gaan samen naar bed en maken hun ruzie uitgebreid goed. Marita valt in slaap, haar haren warrig op het kussen. John kijkt naar haar terwijl ze in slaap valt.
Dan verandert de uitdrukking op Johns gezicht. Zachtjes glipt hij uit bed, loopt naar zijn kamer en pakt zijn golfclub, een ijzeren vijf.
“Kende u het slachtoffer?” vraagt Nikos aan de barkeeper. “Ja,” zegt de barkeeper, “een vriendelijke dame. Ze was veel samen met de man die in hotelkamer 20 zat.” Nikos zoekt even in zijn papieren en zegt: “John Wittenstern, die is de volgende op mijn lijst.”
Terug bij de receptie vraagt Nikos naar John. De receptionist rommelt op zijn beurt even in de papieren, kijkt dan naar de computer en zegt: “Meneer is vanmorgen vroeg uitgecheckt en zit nu in het vliegtuig naar Nederland.”
Verliefd, verloofd… vermoord
Meer weten of vragen?
Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!
Harder en harder slaat de moordenaar op de schedel van zijn slachtoffer in. http://t.co/8yaj1JUB0P Neem even de tijd om te lezen 🙂
Spannend!
Dank je :). Geen idee of en zo ja hoe het verder gaat. 😛
een cliffhanger, nu doorgaan!