Er zijn van die zaken, die je als privédetective altijd bij blijven. In mijn praktijk heb ik verschillende zaken gehad die indruk op me gemaakt hebben. De zaak van Kortjakje is daar een van. Een zaak waarin ik een besluit moest nemen over de waarheid.
Het was een donkere avond, een dag voor het midden in de week, toen er luid op de deur geklopt werd. Het kloppen deed het glazen raam trillen in de sponningen. Ik was het wel gewend. De meeste klanten kwamen ‘s avonds laat omdat hun zaken het daglicht meestal niet konden verdragen. Maar ik stond bekend om mijn zwijgzaamheid. Niemand zou van mij iets horen over hun louche zaakjes.
Ik nam een nog een Jack. Er moest wel snel een nieuwe zaak komen anders zou ik vanavond de bodem zien zonder dat ik een nieuwe fles kon openen. Opnieuw werd er op de deur gebonsd. O ja. De deur.
Een man, zeker een kop groter dan ik, kwam mijn kantoor binnen. Het witte boordje en zijn zwarte robe maakten mij onmiddellijk duidelijk dat ik met een priester te maken had.
“Wat moet je?”
De priester schrok van mijn directe vraag. Ik zag hem slikken en in zijn ogen zag ik een flits van irritatie over het gebrek aan onderdanigheid dat ik toonde voor zijn ambt en positie. Hij slikte nog eens en gebaarde naar de houten stoel voor mijn bureau. “Ga je gang.” Het was meer een uitdaging dan een uitnodiging. De priester leek het te accepteren.
“Het gaat om Kortjakje. Op zondag zit ze netjes in de kerkbanken, heeft haar boek vol zilverwerk bij zich, luistert braaf naar de preek en zingt alle psalmen mee. Maar midden in de week is ze altijd ziek. Dat beweert ze tenminste als ik vraag of ik langs mag komen. Kun je uitzoeken wat ze doet midden in de week?”
Persoonlijk begreep ik Kortjakje wel. Ik zou ook niet willen dat deze kerkdienaar bij mij langskwam. Ik keek de man aan. Hij had zijn ogen samengeknepen alsof de zon mijn verduisterde kantoor fel verlichtte. Aan het puntje van zijn haviksneus hing een druppel – kennelijk regende het – en zijn pruimenmondje stond zuinig. Ik voelde aan mijn water dat dit geen fijne zaak zou worden.
“Standaardcontract. Hier tekenen.” De pruimenmond werd nog zuiniger toen hij mijn uurtarief mompelde. “Het is voor de kerk,” protesteerde de gierigaard.
“Jezus moest ook eten,” repliceerde ik.
Kortjakje woonde in een huisje in de schaduw van de kerktoren. Er hingen roomwitte gordijntjes voor de ramen en groene plastic bloembakken met gerbera’s en vlijtige liesjes sierden de kozijnen. Ik verlangde nu al terug naar het schemerduister van mijn eigen appartement. Voor geen goud zou ik er willen wonen.
Ik parkeerde mijn auto op de hoek van de straat en poseerde mezelf op een bankje in het park vanwaar ik een onbelemmerd zicht had op de deur van het lijdend voorwerp. Binnen handbereik een fles Johnny in een bruine papieren zak. Ik nam een slok. Het zou een lange dag worden.
Johnny was al halfleeg merkte ik (de zak werd steeds lichter en mijn ogen steeds zwaarder) toen Kortjakje naar buiten kwam. Ze zag er niet ziek uit. Ik schudde mijn hoofd om Johnny een beetje alert te krijgen en stond langzaam op. Dat verdomde slechte evenwicht van mij…
Kortjakje liep op haar gemak langs het park naar het einde van de straat het dorp uit en het bos in. Trefzeker volgde het meisje het pad. Ze keek niet op of om, wat het voor mij makkelijker maakte om haar te volgen. Na een half uur leek het of ze haar doel had bereikt. Ik zag een groot houten huis met vuile ruiten, een rieten dak en een schoorsteen waar dikke zwarte vettige rookwolken uitgebraakt werden. De stank was bijna ondraaglijk. Ik nam nog een stevige slok Johnny om me wat moed te geven en kroop dichterbij het raam en gluurde naar binnen.
Kortjakje stond als een volleerd danseres om een paal te kronkelen. In haar ene hand hield ze de paal vast, in haar andere hand had ze een fles Ketel 1. Ze goot de jenever in de monden van haar fans en nam zelf ook een flinke slok. Dat snapte ik wel. Met haar werk, en het mijne, is alcohol in grote hoeveelheden een noodzakelijk kwaad. Hoe anders moeten we dealen met de ellende van onze klanten?
Na nog een slok Johnny herinnerde ik me dat ik foto’s moest nemen. Snel maakte ik wat foto’s met mijn mobiel. Ik grinnikte in mezelf: dit zou die paap niet leuk vinden!
Nu moest ik zorgen dat ik dat ik weer op mijn kantoor kwam en de foto’s aan de priester zou doorzetten. Mijn geweten begon echter te knagen. Kortjakje deed niets strafbaars, ze voorzag zo te zien gewoon in haar levensonderhoud. Als professionele privédetective zou ik me er niet mee moeten bemoeien, de foto’s aan de priester moeten geven en Kortjakje het zelf laten oplossen, maar als vrouw die bovendien niets van de kerk moest hebben, kwam ik in conflict met mijn geweten. Ik nam een besluit.
“Weet je wat ze doet?” vroeg de priester nog voordat hij was gaan zitten. Ik keek hem aan. Zijn gedrag sterkte mij in mijn besluit. “Ze werkt als wc-juffrouw.”
De priester keek me aan. “Is dat alles?”
“Ja.”
“Gelukkig, ik was bang dat ze een aan alcohol verslaafde paaldanseres was in een stripclub. Dank je wel.” De priester legde een stapeltje euro’s op mijn bureau, schoof zijn stoel achteruit en vertrok. Ik nam een slok Jack en vulde mijn glas bij. Ik had het juiste besluit gemaakt. Haar geheim was veilig. Niemand hoefde te weten dat Kortjakje inderdaad een aan alcohol verslaafde paaldanseres was in een stripclub.
Wil je weten hoe het echt zit met Kortjakje? Kijk dan op wikipedia
Wat Kortjakje midden in de week doet
Meer weten of vragen?
Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!
Vaak heb ik dit liedje als kind gezongen, en als jongens vonden wij het dan al heel wat als we durfden zingen: “… met een broek vol zilverwerk…”
Maar onze ondeugendheid verbleekt bij deze versie. Prachtig verhaal!
Ik vind dat wel wat hoor, een broek vol zilverwerk… Die Kortjakje heeft flink wat op haar kerfstok 😉
We waren jongens, maar wel leuke jongens 😉
Hahahaha geweldige reactie!