Tot één van mijn grootste taalergernissen behoort het verkeerd vervoegen van het werkwoord willen. Zowel in de tegenwoordige tijd als in de verleden tijd. Ik kom zo vaak de verkeerde vervoegingen tegen, dat ik het er toch even over wil hebben.
Het werkwoord willen is een onregelmatig werkwoord. Dat wil zeggen dat het werkwoord wat rare trekjes vertoont bij het vervoegen en dat het dus niet zo gaat als een gewoon werkwoord. Zie voor de regelmatige vervoeging van werkwoorden dit eerdere blog en de bijbehorende gratis download.
Willen vervoegt dus anders
In de tegenwoordige tijd ziet de vervoeging van een werkwoord er zo uit:
ik stam
jij stam + t
hij/zij/het stam + t
wij/jullie/zij hele werkwoord
Bijvoorbeeld: hoor, hoort, hoort, horen.
Bij het werkwoord willen ligt dit anders. Hier krijg je het volgende rijtje:
ik wil
jij wil
hij/zij/het/u wil
wij/jullie/zij willen
Rode wouw bron
Je ziet dat er hier geen extra t na de tweede en derde persoon enkelvoud wordt gezet. Dit is dus het onregelmatige van dit werkwoord.
De verleden tijd is een ander verhaal
In de verleden tijd stoor ik mij vooral aan het gebruik van wou en wouden of nog erger: wouwen. Als je na het lezen van dit blog slechts één ding onthoudt, onthoud dan dit: wouwen zijn prachtige vogels en wouden zijn bossen. Die hebben niets, maar dan ook helemaal niets met de verleden tijd van het werkwoord willen te maken!
In de verleden tijd wordt dit werkwoord vervoegd volgens de theorie van ’t kofschip. De laatste letter van de stam van het werkwoord is een l, die komt niet voor in ’t kofschip, dus dan krijg je in de verleden tijd een d.
Zo ziet de verleden tijd van willen eruit:
ik/jij/hij/zij/het wilde
wij/jullie/zij wilden
Deze keer is de gratis download een klein kaartje dat je kunt uitknippen en in je portemonnee kunt opbergen. Zo kun je altijd zien hoe het zit met dit grappige werkwoord. Link je dan weer even naar dit artikel met mijn Twitternaam (@drspee) of Facebook de link naar dit artikel. Altijd fijn :).
Download je gratis spiekbriefje hier!