Grammatica: bepalingen in de zin
In de redekundige ontleding spreken we niet over naamwoorden, maar over bepalingen. Het verschil is dat een bepaling uit meerdere woorden kan bestaan, waar een naamwoord slechts één woord is. Bepalingen zijn het onderwerp van de taalblog van vandaag. Er zijn verschillende bepalingen die ik vandaag behandel: de bijvoeglijke bepaling, de bijwoordelijke bepaling en de bepaling van gesteldheid.
De bijvoeglijke bepaling
De bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een zelfstandig naamwoord is een plant, dier, mens of ding, even vooruitlopend op de taalkundige ontleding. In de zin Zij heeft een rode trui zegt rode iets over trui. Rode is hier dus de bijvoeglijke bepaling.
Sommigen van jullie zullen heel slim opmerken: “Maar, Martha, dat is toch hetzelfde als het bijvoeglijk naamwoord?” En dan zal ik zeggen dat dat klopt. Dat jullie absoluut gelijk hebben, maar dat het bijvoeglijk naamwoord thuishoort in de taalkundige ontleding en niet in de redekundige ontleding. Bovendien kan een bijvoeglijk naamwoord er maar eentje zijn.
In de zin Zij heeft een leuke rode trui is niet alleen rode maar ook leuke onderdeel van de bijvoeglijke bepaling. Hier kun je dus niet meer spreken van een bijvoeglijk naamwoord, maar zul je het echt een bijvoeglijke bepaling moeten noemen. Ik ga hem nog wat uitbreiden:
Zij heeft een warme, leuke, rode, wollen trui
Hoe ik dat weet met dit warme zomerweer? Geen idee, ik moet een voorbeeld verzinnen, dit kwam in me op. De bijvoeglijke bepaling is hier in zijn geheel: warme leuke rode wollen. Die bijvoeglijke bepaling bestaat uit maar liefst vier bijvoeglijke naamwoorden.
Een nog wat lastiger voorbeeld is:
Haar neefje zorgt voor de tante van de buurvrouw.
In deze zin zijn twee bijvoeglijke bepalingen te vinden: haar en van de buurvrouw. Haar zegt namelijk iets over wiens neefje en van de buurvrouw zegt iets over de tante.
De bijvoeglijke bepaling is altijd een onderdeel van een zinsdeel. In het eerste voorbeeld is dat het lijdend voorwerp (waar ik het vorige week over had) en in het tweede voorbeeld is het ’t voorzetselvoorwerp (een combinatie van een werkwoord met een vast voorzetsel). Dit zal ik later ook uitleggen.
Er zijn verschillende bijwoordelijke bepalingen
Er zijn bijwoordelijke bepalingen van tijd, plaats, richting, middel, doel, voorwaarde enzovoort. Als je een volledig overzicht daarvan wil, verwijs ik je graag naar Onze Taal, die er uitgebreider op in zal gaan dan ik hier zal doen. Zolang je daarna maar weer hier terugkomt :).
Een bijwoordelijke bepaling geeft informatie over een werkwoord. Soms ook over andere woorden zoals het bijvoeglijk naamwoord. Een paar voorbeelden:
Zij heeft een erg rode trui
Hij gaat volgende week weg
In het eerste zinnetje is erg een bijwoordelijke bepaling bij rode. Erg zegt iets over hoe rood (bijvoeglijk naamwoord) de trui is. In het tweede zinnetje is volgende week de bijwoordelijke bepaling bij de persoonsvorm gaat weg. Het zegt namelijk iets over wanneer hij weggaat.
De bepaling van gesteldheid is een bijzondere bijwoordelijke bepaling
De bepaling van gesteldheid (in de volksmond beter bekend als de “bep van gest”) zegt iets over het onderwerp of het lijdend voorwerp van de zin.
Zij zit slapend in de les
Irene vond haar date erg spannend
Tijdens de Nijmeegse vierdaagse lopen veel mensen blaren
In de eerste zin zegt slapend iets over hoe de zij – het onderwerp van deze zin – in de les zit. In de tweede zin is niet Irene erg spannend, maar haar date – het lijdend voorwerp van deze zin. De derde zin is iets specialer: wat lopen veel mensen? blaren. Maar blaren is hier een gevolg van de handeling lopen en geen lijdend voorwerp.
Volgende week zal ik het voorzetselvoorwerp behandelen en de bijstelling. Ook zal ik het hebben over hoofd- en bijzinnen en het ontleden van samengestelde bijzinnen.
Meer weten of vragen?
Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks