WhatsApp
Telefoon

Stijlfiguren, de toepassing en wat intertekstualiteit

door | 10 september 2013 | Overige, Taal | 14 reacties

Kronos, Tijd

Geschilderd door Pieter Christoffel Wonder, De Tijd (1810)
De afgelopen weken heb ik heel wat stijlfiguren de revue laten passeren. Maar wat moet je met al die stijlfiguren behalve ze toepassen in teksten? Je kunt ze ook vinden in gedichten, dat heb ik in verschillende stukjes ook laten zien met zinnetjes uit gedichten. Het leek me nu leuk om eens een gedicht te gaan ontleden op basis van stijlfiguren. Daarbij horen nog een paar termen die ik door dit stuk heen zal uitleggen.

Welk gedicht ga ik gebruiken?

Het leek me het handigst om een gedicht te gebruiken dat ik al eerder genoemd heb in een eerder stuk. Het is een sonnet van Hooft, die van de gezwinde grijsaard.

Gezwinde grijsaard die op wakkre wieken staag
De dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken
Altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
Doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht, bij dag,
Onachterhaalbre Tijd, wiens hete honger graag
Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken
En keert en wendt en stort Staten en Koninkrijken;
Voor iedereen te snel, hoe valt gij mij zo traag?
Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijve ik met mishagen
De schoorvoetige Tijd, en tob de lange dagen
Met arbeid avondwaarts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen kan de Tijdgod niet bewegen.
Maar ‘t schijnt verlangen daar zijn naam af heeft gekregen,
Dat ik de Tijd die ik verkorten wil, verlang.

Bij gedichten hebben we te maken met het metrum

Het metrum is het ritme, de kadans waarmee je een zin kunt opzeggen. Die ritmes hebben verschillende namen. De bekendste zijn de jambe, de trochee en de anapest. Daarnaast heb je nog de dactylus en de amfibrachys. Het leuke is dat de woorden zelf al aangeven hoe het ritme loopt. Luister maar naar de klemtoon als je de woorden hardop uitspreekt. De hoofdletter V staat voor de beklemtoonde lettergreep:

jambe = V –
trochee = – V
anapest = – – V
dactylus = V – –
amfibrachys = – V –

In het geval van de gezwinde grijsaard hebben we te maken met een trochee jambe. Update: ik werd er in de reacties opgewezen dat het een jambe is. Na lang beraad kwam ik erachter dat de reageerder gelijk heeft.

–       V     –    V     –        V     –         V    –     V    –      V
Gezwinde grijsaard die met wakk’re wieken staag

Dit heeft verder niets met de betekenis te maken, maar het hoort bij de gedichtsanalyse.

De eerste strofe

Gezwinde grijsaard die op wakkre wieken staag
De dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken
Altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
Doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht, bij dag,

In de eerste strofe wordt een oude man beschreven die door de lucht zweeft. Hij is de doodsvijand van de rust en is dag en nacht aanwezig.
We zien hier wat alliteraties, in de eerste zin al twee: gezwinde grijsaard en wakkre wieken. In zin twee zijn ze er ook: dunne doorsnijdtzonder zeil. Zien jullie de alliteraties in de andere zinnen van deze strofe?
Een vraag die hier opduikt is: wie is nou die gezwinde grijsaard, de doodsvijand van rust? Misschien dat het in de tweede strofe duidelijk wordt?

De tweede strofe

Onachterhaalbre Tijd, wiens hete honger graag
Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken
En keert en wendt en stort Staten en Koninkrijken;
Voor iedereen te snel, hoe valt gij mij zo traag?

In deze tweede strofe wordt ineens de Tijd aangesproken: een prachtige personificatie, want hoe kan de Tijd honger hebben? En de Tijd is hier ineens ook nog onachterhaalbaar. De Tijd is nogal hongerig, blijkt, want alles wordt door de Tijd aangetast. Die fijne Tand des Tijds zeg maar. Voor iedereen gaat de tijd snel, maar voor de schrijver, de lyrische ik, gaat de tijd traag. Hoe dat komt, lezen we vast in de derde strofe.

De derde ronde strofe

(Ik voel me een beetje mevrouw Stemband)

Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijve ik met mishagen
De schoorvoetige Tijd, en tob de lange dagen
Met arbeid avondwaarts; uw afzijn valt te bang.

De lyrische ik weet niet hoe hij de tijd moet doorbrengen nu zijn liefste er niet is. De Tijd is hier ook schoorvoetig geworden. Schoorvoetig betekent aarzelend, een beetje angstig. De Tijd aarzelt om verder te gaan. De ik tobt ook de hele lange dag. Hij mist zijn lief ontzettend.
Ik vind het wel een beetje een zeur overigens. Eens kijken of hij nog altijd zo zeurt in de vierde strofe.

De vierde strofe

En mijn verlangen kan de Tijdgod niet bewegen.
Maar ‘t schijnt verlangen daar zijn naam af heeft gekregen,
Dat ik de Tijd die ik verkorten wil, verlang.

Hier speelt de lyrische ik met verschillende betekenissen van het woord verlangen. We hebben te maken met een woordspeling. In de eerste zin gaat het om verlangen naar iemand, in dit geval de minnares van de ik. De Tijdgod heeft geen enkel medelijden met de ik: in plaats van dat de tijd korter wordt, wordt hij verlengd (verlang). Hij maakt een grapje, dus is iets minder een zeur.
Er zit in dit gedicht een zeer duidelijke stijlfiguur: de personificatie. De Tijd wordt aangesproken. Daarnaast is er nog een opsomming te vinden in de tweede strofe: verslokt, verslindt, verteert.

Een klein beetje intertekstualiteit

Intertekstualiteit wil zeggen dat je gaat zoeken naar raakvlakken met andere verhalen, mythen, legenden of zelfs actualiteit.
Nu is het bij dit gedicht van Hooft niet mogelijk om de actualiteit erbij te halen. Het gedicht komt uit de 17e eeuw. Maar we kunnen er wel een Griekse mythe bijhalen. Namelijk die van Kronos.
Kronos was de god die voor de Tijd zorgde. Met andere woorden: de dichter roept Kronos aan. Daar komt ook het beeld van de grijsaard vandaan. Kronos bewoog zich door middel van witte vleugels door de lucht. Dat zijn de wakkre wieken.
Als afsluiting een stukje intertekstualiteit waar je u tegen zegt. Hans Teeuwen met het Bijbelverhaal:

Herken je alle verwijzingen? Er zitten er waanzinnig veel in!

Meer weten of vragen?

Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!

14 Reacties

  1. Leroy Manon

    Volgens mij is het een jambe en niet een trochee in de
    “Ge/zwin/de /grijs/aard /die /met /wakk’/re/ wie/ken /staag”
    V _ V _ V _ V _ V – V _

    Antwoord
    • Martha

      Je hebt gelijk. Ik pas het aan.

      Antwoord
  2. Maaike

    Vanaf regel zeven gebeurt er iets bijzonders in het metrum volgens een verwerkingsopdracht die ik voor Nederlands moet maken. Ik heb alleen geen flauw idee wat. Kan het zijn dat het metrum van een jambe opeens naar een dactylus of anapest verspringt? Of is er sprake van antimetrie in regel 7? En verandert het metrum in dat geval daarna dan ook? Sorry voor de vele vragen, maar ik wil dit echt graag snappen.

    Antwoord
    • Martha

      Het metrum verandert inderdaad tussen “stort” en “Staten”. Het wordt van een jambe een trochee: Stá-ten en Kó-nin-krij-ken. Op krij ligt overigens wel een beetje nadruk, maar niet zoveel als op ko en sta. Het is enkel een antimetrie. Daarna is het metrum weer terug op het normale ritme.
      Ik hoop dat dit je vragen beantwoord. En vragen staat vrij hoor.

      Antwoord
  3. Marleen

    Jij zegt dat een jambe bestaat uit een beklemtoonde lettergreep en een onbeklemtoonde lettergreep bestaat. Klopt dit wel want overal op het internet staat dat het precies andersom is.
    ”De hoofdletter V staat voor de beklemtoonde lettergreep:
    jambe = V –
    trochee = – V
    anapest = – – V
    dactylus = V – –
    amfibrachys = – V -”

    Antwoord
    • Martha

      Dag Marleen, dank je voor al je reacties. Ik ga ze in een reactie beantwoorden. Dat is het makkelijkst.
      Ik heb aangegeven hoe ik de V en het – gebruik. Het is maar net wat je zelf geleerd hebt en hoe je ermee bezig bent. Het is eigenlijk vrij simpel te beredeneren: de naam van het metrum geeft het metrum weer. Bijvoorbeeld:
      Jam-be: de klemtoon ligt op de eerste lettergreep, dus krijg je eerst een beklemtoonde en daarna een onbeklemtoonde lettergreep.
      A-na-pest: de klemtoon ligt op de laatste lettergreep, dus krijg je eerst twee onbeklemtoonde en daarna één beklemtoonde lettergreep.
      Dac-ty-lus: eerst een beklemtoonde lettergreep, daarna twee onbeklemtoonde lettergrepen.
      In het zinnetje Gezwinde grijsaard enzovoort hebben we te maken met een jambe, omdat er in eerste instantie nooit een klemtoon kan liggen op een lettergreep met een zogenaamde stomme e erin. Je kijkt dus naar het eerstvolgende woord waar je op een goede manier klemtoon kan bepalen: grijsaard. Daar zie je dat de klemtoon op de eerste lettergreep ligt. Als je dan verder kijkt naar wieken (we slaan wakk’re even over vanwege de elisie) dan ligt de klemtoon daar ook op de eerste lettergreep. Kijken we nu naar de metri die eerst een beklemtoonde en daarna een onbeklemtoonde lettergreep hebben, dan zien we dat dit een jambe is. De rest van de zin kun je nu gewoon invullen. Eigenlijk is gezwinde hier een antimetrie op het metrum Jambe.
      Dan je derde vraag: is dit gedicht een alexandrijn? Ja, dit is een alexandrijn. Deze versvorm bestaat uit een zesvoetig jambe. Daarvoor moeten er dus twaalf lettergrepen in een zin staan. Bijna alle zinnen hebben twaalf lettergrepen. Sommige hebben er dertien, maar dan hebben we te maken met vrouwelijk rijm: een onbeklemtoonde lettergreep als laatste.
      Ik hoop dat ik je heb kunnen helpen.

      Antwoord
  4. Marleen

    zou je mij misschien ook uit willen leggen waarom dit een jambe is:
    Gezwinde grijsaard die met wakk’re wieken staag
    dank.

    Antwoord
  5. Marleen

    en is dit een alexandrijn?
    sorry voor de vele vragen1

    Antwoord
  6. Marleen

    bedankt martha super bedankt!

    Antwoord
  7. jan

    klopt niks van want jambe is eerst onbeklemtoond en dan beklemtoond. Dat staat overal en al mijn leraren zeggen het ook. Ik raak hier helemaal in de war van

    Antwoord
    • Martha

      Dag Jan,
      Ik snap dat je in de war raakt. Metrum is ook erg lastig. Houd gewoon aan wat je leraren zeggen: die geven je namelijk je cijfers en niet ik.
      Succes! 🙂

      Antwoord
      • jan

        🙂

        Antwoord
    • Rob

      Klopt. Zo leer ik het ook. De uitleg die hier staat over het metrum jambe, waarbij de klemtoon overeenkomt met de klemtoon van het woord jambe is niet correct. Evenzo bij trochee. Voor de overige metrums gaat deze regel wel op.

      Antwoord
      • Rob

        Bij de metrums aan het begin van deze pagina moet dan ook staan:
        Jambe = – V
        Trochee = V –

        Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest